De foodretailmarkt is een verdringingsmarkt geworden, en door ongebreidelde winkelopeningen komt de rentabiliteit van zelfstandige winkeliers onder druk. Naar aanleiding van zijn 25ste verjaardag maakt APLSIA de prioriteiten duidelijk.
Een markt in verandering
Al sinds 1993 verdedigt APLSIA de belangen van de zelfstandige voedingshandelaars in het Franstalige landsgedeelte. De organisatie werkt nauw samen met UCM en vertegenwoordigt zo’n 200 leden in Brussel en Wallonië. Voor voorzitter Luc Bormans, zelf uitbater van drie Delhaize-supermarkten, zijn de prioriteiten duidelijk: “We hameren in de eerste plaats op een correcte, constructieve samenwerking tussen franchisegevers en franchisenemers, in een moeilijke markt. De kaarten moeten open op tafel liggen. Het probleem is dat contracten vaak te strikt zijn. Er beweegt niet veel op dat vlak, maar wij laten dit thema niet los. Mensen krijgen geen vrijheid meer, terwijl je eigenlijk geen contract zou mogen nodig hebben. Het gaat om onderling vertrouwen. Zo lang ik tevreden ben, blijf ik bij Delhaize, dat is toch logisch? Het klopt dat beide partijen niet altijd dezelfde belangen hebben: de centrale wil marktaandeel, wij willen winst maken. Maar we hebben ook gemeenschappelijke doelen en die moeten we beter uitspelen.”
In de eerste plaats roept APLSIA de ketens op om een einde te maken aan hun tomeloze expansiedrang. De rentabiliteit staat immers onder druk: “We zijn niet tegen vernieuwing, wel tegen wilde uitbreiding. Het is één voor twaalf. Wij hebben zo’n 400 balansen van onze leden geanalyseerd, en daaruit bleek dat één op vier ondernemingen verlieslatend was. Een nieuwe winkel kost – zonder het gebouw – zo’n 1.500 euro per vierkante meter. Om dat terug te verdienen, heb je een minimum omzet nodig. Maar we bevinden ons in een verdringingsmarkt, en ketens willen verlieslatende winkels soms liever een ‘zachte dood’ laten sterven, dat is immers goedkoper dan ze te sluiten. Daarbij wil ik ook een oproep doen richting sociale partners: in een markt die verandert, moet je zelf ook veranderen.” Hij wijst erop dat ook het profiel van de franchisenemer verandert: je ziet bijvoorbeeld meer ondernemers met een andere culturele achtergrond. Ook dat is iets om rekening mee te houden.
Gelijke spelregels voor iedereen
“Het is toch opvallend dat de grote supermarktketens haast geen nieuwe filialen meer openen? Ze rekenen volledig op franchise. En wat zijn de succesfactoren van franchise? Dat retailers kunnen bouwen op zelfstandige ondernemers die er helemaal voor gaan. De ondernemers maken het verschil. Een koppel dat samen een winkel uitbaat, werkt voor drie – en dus aan veel lagere lonen dan wat de arbeidsvoorwaarden voorzien. Pompshops bijvoorbeeld zijn steeds vaker 24/7 open. Maar daar staat een kostprijs tegenover – we zijn immers allemaal familiale ondernemers. Als voorzitter hoop ik wel dat we de zondagsopening kunnen blijven reserveren voor onze leden, en dat die mogelijkheid dus niet geopend wordt voor de geïntegreerde ketens.”
We moeten ook durven nadenken over de rol van online, vindt de voorzitter. Kan e-commerce een rendabel onderdeel zijn van het zakenmodel van een zelfstandige supermarkt? Intussen komen er nieuwkomers op de markt, vaak uit het buitenland. “Onze politici zijn blij dat Alibaba naar Luik komt. Dat bedrijf krijgt subsidie – en wij niet. Bovendien, aan welke arbeidsvoorwaarden zullen de mensen daar tewerk gesteld worden? Kijk maar naar de omstandigheden in de distributiecentra van Amazon… En dan lees ik in de pers dat buitenlandse webshops goedkoper zijn omdat ze geen btw hoeven aan te rekenen. Online gelden dus niet dezelfde spelregels voor alle concurrenten. Lokale ondernemers worden benadeeld. Als APLSIA-voorzitter lig ik daarvan wakker. We eisen dat nieuwe spelers die op de markt komen, dezelfde spelregels respecteren als iedereen.”
Tot slot is ook ecologie een thema. Er worden de retailers steeds meer maatregelen opgelegd. Denk aan het verbod op plastic zakjes bijvoorbeeld, en de discussie over statiegeld op blikjes en petflessen. “Ik begrijp dat de sector tegen statiegeld is, maar op Europees niveau gaat men op een bepaald moment toch een beslissing nemen, vrees ik. In Nederland en Duitsland staat men al verder. Je kan niet blijven ‘nee’ zeggen, dat is niet houdbaar. We willen liever mee onderhandelen om te vermijden dat men ons iets oplegt zonder meer.”