Einde van de ‘Ikea-wet’
Tot voor kort werd het vergunnen van nieuwe handelsvestigingen geregeld door de zogeheten ‘Ikea-wet’. Sinds 1 juli 2014 was de Vlaamse overheid hiervoor verantwoordelijk: zij bepaalde dus welke winkels zich in welke zone mochten vestigen en aan welke criteria deze winkels moesten voldoen.
Die beruchte ‘Ikea-wet’ – die volgens de tegenstanders (Unizo op kop) al te veel op maat van de grote ketens geschreven was en leegstand in de traditionele winkelstraten in de hand werkte – is nu vervangen door het decreet ‘Integraal Handelsvestigingsbeleid’. Volgens dat decreet kunnen de gemeenten en provincies nu zelf vastleggen welk soort winkels ze in welke zone willen. Ze kunnen autonoom beslissen of er shoppingcentra of baanwinkels kunnen komen of niet en ze kunnen hun gemeente of stad opdelen in winkelarme gebieden en kernwinkelgebieden.
Daarnaast wordt de aparte socio-economische vergunning samen met de stedenbouwkundige en milieuvergunning geïntegreerd in één omgevingsvergunning. Dat betekent een belangrijke administratieve vereenvoudiging voor ondernemers die een zaak willen opstarten of uitbreiden.
Unizo tevreden over “versterking handelskernen”
Ondernemersorganisatie Unizo is al lange tijd een warme pleitbezorger van het decreet. “Sinds 2008 nam de leegstand van winkelpanden in Vlaanderen met 70% toe. In totaal staat ruim 900.000 m² winkelvloer leeg. Net geen 7,5% van de totale winkeloppervlakte”, zegt Unizo-topman Karel Van Eetvelt.
“Niemand kan ontkennen dat dit het gevolg is van het toenemend aantal baanwinkels en de vele shoppingcentra buiten de stad. We kunnen het tij enkel keren door maximaal in te zetten op de versterking van onze kernen.” Unizo is dan ook tevreden dat het nieuwe decreet “resoluut kiest voor duurzame mobiliteit, het bevorderen van de leefbaarheid van de kernen en het vermijden van verdere verlinting, lees: steenwegen vol baanwinkels”.
De ondernemersorganisatie overtuigde al 108 steden en gemeenten om het Unizo-convenant Kernversterkend Beleid te ondertekenen. Daarbij horen grote steden als Mechelen, Sint-Truiden of Brugge, die zich zo engageren om te investeren in de aantrekkelijkheid en kwaliteit van de kern. “Daarbij moet plaats zijn voor zowel kleinschalige als grootschalige detailhandel, voor zowel zelfstandige ondernemers als internationale ketenwinkels. Het feit dat zoveel steden en gemeenten zich scharen achter het belang van kernversterkend beleid, is een bewijs dat het decreet er geen dag te vroeg is”, aldus nog Unizo.
Comeos “voorzichtig positief”
Comeos, dat in mei vorig jaar nog de alarmbel luidde, reageert nu “voorzichtig positief” op de aanpassingen die de Vlaamse regering intussen heeft aangebracht: “Er is meer zekerheid voor bestaande winkels, het vergunningsproces wordt sterk vereenvoudigd en het detailhandelsreglement wordt afgeschaft. Bij gebrek aan een beslissing van de overheid over het al dan niet verlenen van een vergunning binnen de voorziene tijd, wordt uitgegaan van stilzwijgende goedkeuring. De administratieve lasten voor de handelaar zijn dus kleiner”, zegt Jan Delfosse, directeur-generaal van Comeos Vlaanderen.
Bovendien worden pop-upwinkels vrijgesteld van de regels: zij hebben dus geen handelsvestigingsvergunning nodig, tenzij ze langer dan drie maanden actief zijn. “Dit is een slimme maatregel, die innovatie en dynamiek in de sector stimuleert”, aldus nog Delfosse.
Toch blijft Comeos Vlaanderen waakzaam. “De gemeente kan bepalen wat er verkocht mag worden, maar het is niet duidelijk hoe ver zij hierin kan gaan. Als een gemeente de schoenenwinkels in de kern van de stad wil steunen, kan zij bijvoorbeeld bepalen dat er buiten de stad geen schoenen meer verkocht mogen worden. Dit is nefast voor de winkels in de rand, maar ook voor klanten die op één plaats snel hun inkopen willen doen. Een winkel met meerdere vestigingen zal voor elke vestigingsplaats een specifiek assortiment moeten ontwikkelen. Dit betekent een enorme last voor hun gehele werking, van commerciële strategie tot logistiek,” zo vreest Jan Delfosse.